
Slaapapneu is een slaapgerelateerde ademhalingsstoornis die optreedt wanneer de luchtweg geheel of gedeeltelijk geblokkeerd is, waardoor mensen verstikkend of happend naar lucht wakker worden. De meest voorkomende vorm van slaapapneu is obstructieve slaapapneu (OSA), die wordt veroorzaakt door een fysieke blokkade die de ademhalingsweg belemmert. Aangenomen wordt dat tot 15% van de mannen en 4% van de vrouwen in de VS aan OSA lijdt. Een andere categorie is centrale slaapapneu (CSA), die optreedt wanneer de hersenen de spieren die de ademhaling regelen niet goed kunnen aansturen.
Voor veel mensen met slaapapneu is CPAP-therapie (continuous positive airway pressure) de eerste behandelingslijn. Andere varianten van CPAP, zoals bi-level positieve luchtwegdruk (BiPAP) of adaptieve servo-ventilatie (ASV), kunnen de symptomen van slaapapneu ook verminderen. Voor alle vormen van CPAP is een recept van een arts nodig. CPAP wordt veilig geacht voor volwassenen en kinderen van alle leeftijden.
Wat is CPAP-therapie?
Het idee achter CPAP-therapie is dat lucht onder druk in de mond van een slaper de ademwegen open kan houden en verstikking of hijgen tijdens de nacht kan verminderen. De optimale drukinstelling verschilt per persoon, dus de eerste stap bij het voorschrijven van CPAP-therapie is het bepalen van het beste drukniveau voor een patiënt. Door middel van ademhalingsonderzoek, titratietests genoemd, kan deze instelling worden bepaald.
CPAP-therapie bestaat uit de volgende hardwarecomponenten:
- CPAP Machine: Een CPAP-machine is uitgerust met een ventilator die lucht aanzuigt uit uw slaapkamer en een filter om de lucht te zuiveren voordat de druk kan worden verhoogd. Veel machines zijn ook voorzien van verwarmde luchtbevochtigers. De druk wordt gemeten in centimeters waterdruk, of cm H20. De meeste machines die tegenwoordig worden gemaakt kunnen een druk bereiken tot 25 cm H20, maar voor de meeste mensen zal de optimale instelling tussen de 5 en 10 cm H20 liggen.
- Gezichtsmasker: Het gezichtsmasker sluit de neusgaten en/of mond af om de lucht onder druk goed te kunnen toedienen. Maskers kunnen tegenwoordig in drie basiscategorieën worden ingedeeld. Neusmaskers zijn voorzien van kleine gaatjes die in de neusgaten passen, en kunnen ook over de onderkant van de neus passen. Nasofaryngeale maskers zijn uitgerust met een slangetje dat in de neus past en lucht in de nasofarynx brengt, waarbij de neusholte wordt overgeslagen voor een snellere toediening. Volgelaatmaskers tenslotte sluiten neus en mond volledig af. De meeste maskers hebben bandjes voor een betere pasvorm.
- Verbindingsslang: Een dunne slang – meestal 6 meter of langer – verbindt de basis van het gelaatsmasker met de motor van de CPAP-machine. Aan beide uiteinden is een goede afdichting nodig om te voorkomen dat er lucht ontsnapt.
CPAP-apparaten geven lucht af bij een vaste drukinstelling die overeenkomt met het voorschrift van de arts. Patiënten mogen de druk nooit handmatig aanpassen zonder eerst met hun arts te overleggen.
BiPAP-therapie is iets anders, omdat de drukinstelling tijdens het inademen verschilt van de instelling tijdens het uitademen. Beide instellingen staan vast, maar sommige slapers ademen gemakkelijker als de druk bij het in- en uitademen verschillend is. Bij ASV-therapie worden de drukniveaus automatisch aangepast aan de ademhalingspatronen van de slaper gedurende de nacht.
Wie behandelt CPAP?
CPAP is effectief gebleken bij de behandeling van de symptomen van zowel OSA als CSA. Het is echter mogelijk dat sommige slaapapneupatiënten niet op CPAP reageren. BiPAP kan bijvoorbeeld beter geschikt zijn voor OSA-patiënten die een hogere drukinstelling nodig hebben, meestal 15-20 cm H20. Uit onderzoek is ook gebleken dat mensen met CSA vaak beter reageren op BiPAP- of ASV-therapie.
CPAP alleen kan niet worden gebruikt om mensen te behandelen die niet in staat zijn spontaan te ademen. Bovendien hebben onderzoekers de volgende contra-indicaties voor CPAP-therapie vastgesteld:
- Niet-coöperatieve of angstige patiënten
- Mensen met een verminderd bewustzijn die hun luchtwegen niet kunnen beschermen
- Mensen die een ademstilstand hebben
- Mensen met een trauma of brandwonden aan het gezicht
- Patiënten die een operatie hebben ondergaan aan het gezicht, de slokdarm of de maag
- Mensen die lijden aan het luchtlekkagesyndroom
- Mensen met grote afscheidingen in de luchtwegen
- Patiënten die last hebben van ernstige misselijkheid en braken
- Mensen bij wie een aandoening is vastgesteld die wordt gekenmerkt door hypercarbia astma of chronisch obstructieve longziekte